Ontstaan van het Judo
Overal in de wereld ontwikkelden mensen in vroeger tijden manieren om zichzelf al dan niet met gebruikmaking van wapens te verdedigen. Omdat het voor sommige groepen in de bevolking verboden was om wapens te dragen, ontwikkelden zij vormen van krijgskunst, die met de ‘blote hand’ bescherming bieden. De verzamelnaam van deze vormen van krijgskunst, zowel met als zonder wapens, heet Budo.
Uit Indo-China komen onder andere de vechtsporten, die wij nu kennen onder de namen: jiu-jitsu, kendo, kempo, karate en aikido.
Bijvoorbeeld in Rusland en Turkije is een vorm van ‘krijgskunst’ ontstaan, die tegenwoordig te vergelijken is met het worstelen.
Omdat veel van deze krijgskunsten indertijd op gericht waren om de tegenstander permanent uit te schakelen, besloot aan het einde van de 19e eeuw de Japanner Jigoro Kano een zelfverdedigingssport (het judo) te ontwikkelen, die primair op gericht is om zichzelf te verdedigen zonder de tegenstander (ernstig) te verwonden. Hij maakte bij de ontwikkeling van deze sport gebruik van die elementen uit de andere vechtsporten, die hij nodig achtte om dit doel te bereiken. Door gebruikmaking van diverse technieken (schouder-, heup-, arm- en beenworpen) zette hij de aanvallende kracht van de tegenstander om en deze uit te schakelen zonder hem te verwonden. De letterlijke vertaling van judo is dan ook ‘zachte weg’ (ju = zachte; do = weg).
Nadat Kano, overigens niet zonder moeite, in eigen land zijn sport populair had weten te maken, (hij trainde begin van de 20e eeuw onder andere de politie van Tokio), besloot hij dat de tijd rijp was om zijn ideaal te verwezenlijken. Judo moest in zijn ogen de Olympische status verwerven. Daartoe was het nodig dat de sport beoefenaars in alle delen van de wereld kreeg.
Hij stuurde zijn leerlingen van het eerste uur onder andere naar Engeland, Frankrijk en Amerika.
Kano’s inzet en status bleef niet onopgemerkt en mede dankzij zijn functie als minister van Sport van Japan wist hij in de twintiger jaren een plaats te verwerven in het Internationaal Olympisch Comité.
Zijn droom, judo als Olympische Sport, wist hij aan het eind van de dertiger jaren bijna te realiseren. Twee belangrijke voorvallen zorgden ervoor dat hij dit bij leven niet meer meemaakte. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden de Spelen van 1940, gepland in Tokio, niet gehouden en op de terugreis uit Amerika overleed Kano in datzelfde jaar op 77-jarige leeftijd.
Uiteindelijk duurde het tot de Spelen van 1964 dat judo in Tokio de fel begeerde status wist te realiseren. Dat juist in de belangrijkste gewichtsklasse (de zwaarste categorie) een Nederlander met het goud aan de haal ging, betekende voor de Japanners een grote domper.
Judo in Nederland
Nadat Anton Geesink aan het begin van de jaren ’60 zijn grote triomfen vierde, waaronder wereldtitels en de Olympische titel in ’64, raakte ook Nederland in de ban van deze van oorsprong Oosterse zelfverdedigingssport. Tot op de dag van vandaag heeft Nederland op judogebied in de top altijd een behoorlijke prestatie geleverd. Na Geesink zorgden onder andere Wim Ruska, Ben Spijkers, Theo Meijer, Mark Huizinga, de gebroeders (Dennis en Elco) Van de Geest, de gebroeders (Guillaume en Dex) Elmont, Henk Grol voor aansprekende resultaten op Europese- en Wereldkampioenschappen én op de Olympische Spelen. Ook bij de dames zijn diverse judoka’s tot de wereldtop doorgedrongen. Denk aan Anita Staps, Marjolein van Unen, Irene de Kok, Angelique Seriese, Jenny en Jessica Gal, Monique van der Lee, Edith Bosch, Deborah Gravenstein, Kim Polling, Marinde Verkerk . Van minstens zo groot belang is de grote groep judoka’s die op recreatief niveau actief zijn in deze sport. Momenteel telt de JBN ruim 60.000 officieel geregistreerde judoka’s.
Judovereniging “Anton Geesink” Culemborg
Uiteraard kon het niet uitblijven dat in de jaren ’60 de judosport ook in Culemborg zijn intrede deed. Anton Geesink was er persoonlijk verantwoordelijk voor dat Culemborgers aan deze sport verslingerd raakten. Omdat Geesink nog volop actief was in de wedstrijdsport ontbrak hem de tijd om aandacht te blijven besteden aan zijn Culemborgse judoka’s. Wel had hij inmiddels bereikt dat twee van zijn toenmalige leerlingen zo enthousiast waren geworden, dat zij het door Geesink aangewakkerde vuurtje verder opstookten.
Sees Jägers en Toon van den Heuvel besloten dat de judosport in Culemborg niet verloren mocht gaan en richtten eind 1965 een judovereniging op. Als hommage aan hun leermeester vroegen én kregen zij toestemming om zijn naam aan de vereniging te verbinden.
Gedurende 25 jaar ‘bouwden’ Sees Jägers en Toon van den Heuvel met veel inzet aan wat nu een bloeiende vereniging kan worden genoemd. Die inzet werd in 1990 beloond met het bondsridderschap van de Judobond Nederland én het ere-lidmaatschap van de vereniging. Na 25 jaar achtten de beide oprichters de tijd rijp om het estafettestokje over te dragen aan een volgende generatie.
De vereniging is aangesloten bij de Judo Bond Nederland (J.B.N.) (www.jbn.nl)